Samenscholen of verslonden worden

Samenscholen of verslonden worden


Hoe beschermen we publieke waarden in het onderwijs in tijden van platformisering?

Keynote speech SURF Onderwijs Dagen, 5 & 6 november 2019

Christien Bok, onderwijsvernieuwing SURF

 Ik ga eind deze maand naar Riga. Ik ga daar samen met mijn vriendin Inger onze 30-jarige vriendschap vieren. We appten wat heen en weer over mogelijke bestemmingen. Toen we eenmaal voor Riga gekozen hadden, tijdens de boekpresentatie van haar man, ging het snel. Met een glas champagne in mijn hand boekte ik via Expedia een ticket, niet te vroeg vertrekken en laat in de middag weer weg, en via Airbnb een appartement, in het centrum en met een gezellige woonkamer omdat we graag ‘s avonds lekker op de bank willen hangen. We zijn tenslotte ook geen 20 meer. Ik stuurde Inger een tikkie en ons weekend stond vast. Het had niet meer dan een half uur gekost om dit te boeken. Het gemak dat ik ervaar, met alle vluchten van alle vliegmaatschappijen op één plek en een appartement dat precies past bij mijn wensen, wordt gerealiseerd door platforms. Het is belangrijk om te weten hoe platforms werken en hoe platforms publieke waarden onder druk zetten. Het gevaar dreigt dat de onderwijssector de grip op het beschermen van waarden in het onderwijs verliest. Ik wil een pleidooi houden voor standaardisering die nodig is om te flexibiliseren en voor samenwerking in het onderwijs die noodzakelijk is om niet verslonden te worden door platforms.

Platforms en platformisering

Wat zijn platforms? Het kenmerk van platforms is dat ze vraag en aanbod bij elkaar brengen. Een platform maakt zelf geen producten, maar brengt behoeftes bij elkaar. We hebben in onze huidige tijd te maken met platformisering: een steeds groter deel van het sociaal, maatschappelijk en economisch verkeer verloopt via online platforms. Doordat een platform het aanbod van een groot aantal leveranciers biedt, kan ik als gebruiker het beste antwoord op mijn vraag vinden. Een aanbieder van diensten beschikt dankzij een platform over een grote, internationale groep klanten. Hoe meer aanbieders een platform heeft, hoe aantrekkelijker het wordt voor gebruikers. En andersom geldt, een platform met veel gebruikers trekt meer aanbieders aan. Een platform is opgebouwd uit gestandaardiseerde technologische bouwstenen, die het mogelijk maken het platform gemakkelijk aan te passen en nieuwe technologieën toe te passen.

Veel digitale platforms bemiddelen tussen consumenten en bedrijven. Een voorbeeld daarvan is Booking.com. Bij andere platforms zijn vragers en aanbieders allebei consumenten. Bijvoorbeeld Thuisafgehaald.nl, waar buren voor elkaar kunnen koken, en Peerby.com, voor het uitlenen van bijvoorbeeld gereedschap. Een mix is ook mogelijk, op Croqqer.com bieden professionele klussers en doe-het-zelvers zich op één platform aan. En er zijn platforms die bedrijven bij elkaar brengen. Jellow.nl brengt opdrachtgevers en hoogopgeleide freelancers samen. Via Floow2.com kunnen bedrijven onderling hun onbenutte producten kunnen delen, verhuren of verkopen.

Platforms in het publieke domein

Platforms richten zich op heel specifieke markten. Met CharlyCares.com vind je snel een oppas. Maar ook in de publieke sector rukken platforms op. Doctorondemand.com biedt je zonder wachtlijsten een online consult met een dokter. Blendle.com is een platform dat artikelen uit verschillend kranten en tijdschriften los aanbiedt. De mogelijkheden voor nieuwe markten voor platforms zijn eindeloos.

De toegevoegde waarde van een platform groeit als het veel leveranciers aan zich kan binden, en daarmee met een ruim aanbod veel gebruikers trekt. Meer producten en diensten trekken meer gebruikers aan, en andersom is een platform met veel gebruikers aantrekkelijk voor leveranciers. Dit mechanisme zorgt ervoor dat er bij platforms vaak sprake is van een winner-takes-it-all-mechanisme: dominante platforms die een groot deel van de markt in handen hebben. Booking.com regelt bijvoorbeeld 30% van alle online hotelbookingen. In Utrecht worden 20% alle overnachtingen via Airbnb geboekt. De dominantie van een paar partijen zorgt dat zij heel veel macht in handen in krijgen en hun eigen voorwaarden kunnen bepalen voor steeds meer aanbieders die steeds afhankelijker van ze worden.

Voor niets gaat de zon op

Een belangrijk voordeel voor gebruikers is dat platforms gratis zijn. Maar voor niets gaat de zon op. Gratis bestaat niet. Gebruikers betalen voor alle gratis apps met hun persoonlijke data. Die gebruikersdata, en zogenaamde restdata – gegevens over locatie en zoekgedrag- gebruikt een platform om de dienstverlening van het platform te verbeteren. Maar die data zijn ook handelswaar: een platform kan die data weer verkopen, omdat het voor adverteerders waardevolle informatie biedt om gebruikers heel gericht te benaderen.

The Big Five

Bijna alle platforms zijn op de een of andere manier afhankelijk van infrastructuren van de Big Five: Google, Facebook, Amazon, Apple en Microsoft. Zo toont AirBnB op kaarten van Googlemaps de locatie van je appartement. Spotify draait op Google Cloud, Netflix op Amazon webservices. Bij heel veel platforms log je in via Google en Facebook. De Big Five profiteren op hun beurt weer van alle data die gebruikers genereren op de diverse platforms die afhankelijk van ze zijn. Gebruikersdata komen daarmee via allerlei andere platforms in handen van een handvol dominante spelers, die over een schrikbarende hoeveelheid informatie over personen beschikken. En met al die data is ons gedrag steeds beter te voorspellen en dus te beïnvloeden. Het is een heel gevaarlijke ontwikkeling dat een paar commerciële partijen daarmee een grote invloed hebben op de keuzes die miljoenen mensen maken.

Platforms en publieke waarden

Hoe zit het met platforms en publieke waarden? We weten inmiddels dat platforms het niet zo nauw nemen met privacy. Zo was onlangs nog in het nieuws dat Tinder en vier andere datingsites volgcookies gebruiken zonder toestemming. Maar ook op andere vlakken zijn ze gemakzuchtig. Platforms zien zichzelf alleen maar als bemiddelaar, en vinden dat ze daarom geen of weinig sociale of maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben. Uber of Deliveroo zorgen niet voor de CAO’s, pensioenen en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen van de Uber-taxichauffeurs en de maaltijdbezorgers. Airbnb zorgt niet voor de veiligheid in de appartementen en kamers die verhuurders aanbieden en doet niets aan de overlast die huurders in een woonwijk veroorzaken. Hoewel platforms sociaal, maatschappelijk en economisch een grote invloed hebben, trekken ze hun handen het liefst af van hun verantwoordelijkheid of zorgplicht voor hun medewerkers, producten of diensten.

 Hoe groter, hoe meer macht

Succesvolle platforms met een dominante marktpositie kunnen hun eigen voorwaarden stellen. Ze kunnen op elk gewenst moment hun voorwaarden aanpassen, en leveranciers hebben het daarmee maar te doen. Thuisbezorgd verdubbelde de afgelopen 10 jaar de hoogte van de commissie, en stelt restricties aan de prijs van de aangeboden maaltijden. Werkte voorheen de ranking van restaurants nog op basis van gebruikerservaringen, nu is het zo dat hoe meer een restaurant betaalt, hoe hoger hij komt op de ranglijst. De horeca mort, maar restaurants zijn inmiddels voor een groot gedeelte van hun omzet afhankelijk van Thuisbezorgd. Ze hebben geen andere keuze meer dan zich neer te leggen bij de voorwaarden van het platform. Restaurants hebben nog een poging gedaan een eigen platform te starten, maar dat was een kansloze onderneming. Alle klanten maken gebruik van Thuisbezorgd, en zijn daar heel tevreden over.


Wie past er op de publieke waarden?

Omdat dominante platforms hun eigen voorwaarden kunnen stellen, komt de vrijheid van aanbieders en gebruikers in het geding. Essentiële waarden als privacy, veiligheid, betrouwbaarheid, transparantie en democratische controle staan op de tocht. Het zijn waarden die van oudsher door de overheid en publieke instellingen worden bewaakt, om te voorkomen dat individuen benadeeld worden, beperkt worden in hun autonomie of aangetast worden in hun menselijke waardigheid en rechtspositie. En dat wij als samenleving samen bepalen wat we goed vinden en wat niet. Maar het kenmerk van platforms is juist dat ze langs die publieke instellingen heen gaan en dat lokale wetgeving er moeilijk grip op heeft. Het is bijna onmogelijk om als leverancier je recht te halen tegen platforms met een leger aan juristen en een enorm kapitaal.

Publieke waarden in het onderwijs

Hoe zit het met de veiligheid van publieke waarden in het onderwijs? Het onderwijs is commercieel gezien een interessante markt, ook al is het onderwijs in Nederland grotendeels een publieke sector. In Nederland alleen al zien we een totale omzet van circa 10 miljard euro, met 300.000 wo-studenten, 450.000 hbo-studenten en 500.000 mbo-studenten. Dus ook in het onderwijs dienen platforms zich aan.

Cursussen voor een miljoenenpubliek

Er wordt bijvoorbeeld al jaren online onderwijs in de vorm van MOOCs aangeboden, met Coursera en edX als grote bekenden. Coursera bedient met 32.000 cursussen 40 miljoen studenten. edX trekt met 1800 cursussen 18 miljoen studenten. Udemy biedt 130.000 cursussen aan voor 40 miljoen studenten. Deze spelers ontwikkelen zelf geen onderwijs, maar bieden een distributiekanaal voor cursussen van onderwijsinstellingen en, in het geval van Udemy, ook van individuele docenten. Het bereik van het onderwijs van instellingen en docenten is dankzij deze platforms enorm gegroeid, met name internationaal. En onderwijs is voor veel gebruikers een stuk toegankelijker geworden, omdat ze zich niet voor veel geld bij een universiteit hoeven in te schrijven voor een hele opleiding, maar gratis cursussen van hoge kwaliteit kunnen volgen. Wel belangrijk om te weten is dat Coursera alle data van gebruikers verzamelt en het is niet duidelijk wat Coursera daar precies mee doet.

En dan zijn er nog talloze aanbieders van andere diensten. Stucomm.com, een Nederlandse Start-up uit Utrecht, biedt aan inmiddels 2 Nederlandse universiteiten, 11 hogescholen en 9 roc’s een app waarin studenten hun rooster en resultaten kunnen raadplegen, en zich kunnen inschrijven voor tentamens. PlagScan.com is er voor plagiaatcontrole, en Hubert.ai voor feedback en evaluatie met behulp van chatbots. Deze startende bedrijven bieden handige diensten voor studenten en docenten. En ze maken gebruik van grote hoeveelheden studiedata en van gedragsdata. Voor hen zal het een jongensdroom zijn om zo groot te worden dat ze overgenomen worden door Google of Microsoft. En dan wordt het nog lastiger om voor handige onderwijsdiensten die door heel veel studenten worden gebruikt eigen voorwaarden af te dwingen. En komen alle onderwijsgegevens van studenten in handen van commerciële partijen.

Beginnen met het primair onderwijs

Overigens richten de Big Five zich ook direct op het onderwijs. Met Google Suite for Education biedt Google een aantrekkelijk en betaalbaar aanbod voor scholen. Leerlingen krijgen een goedkope Chromebook met een Gmail-account, leren werken met Chrome en andere Google-applicaties. Microsoft biedt met MS Education iets vergelijkbaars. Een uitstekende klantenbinder, want jong geleerd is oud gedaan. De kans is groot dat deze kinderen ook na school met Google of Microsoft-applicaties willen blijven werken. Amazon biedt met Amazoninspire.com een platform voor het vinden van open leermaterialen. En zo beschikken grote partijen inmiddels ook al over grote hoeveelheden onderwijsdata van leerlingen, studenten en docenten. Zij verzamelen die data niet uit idealisme voor beter en toegankelijk onderwijs. Zij hebben een commercieel belang. Leerlingen en studenten vormen een grote groep die vatbaar is voor commerciële beïnvloeding. Facebook is al in staat om vast te stellen wanneer jonge meisjes zich kwetsbaar voelen, om ze precies dan advertenties te tonen van kleding die ze zichzelf beter doet voelen.

Mondige, kritische burgers hebben we nodig

Het onderwijs heeft als taak om, behalve de publieke waarden privacy, veiligheid, betrouwbaarheid, transparantie, gelijkheid en democratische controle, ook een aantal andere waarden te beschermen. Het onderwijs moet van hoge kwaliteit zijn, het moet toegankelijk zijn en keuzevrijheid bieden. Onderwijsinstellingen hebben als taak aandacht te geven aan de persoonlijke ontplooiing van hun studenten en hun maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef te vergroten. Sociale samenhang en democratische waarden zijn belangrijk: onderwijsinstellingen zijn geen kennisfabrieken, maar zij leiden studenten op tot mondige, kritische burgers die onmisbaar zijn voor een goed functionerende democratie. Om die waarden te beschermen moet het onderwijs opboksen tegen giganten die de onderwijsmarkt willen veroveren, zonder zich om die waarden te bekommeren.

Standaarden maken het leven gemakkelijker

Platforms maken gebruik van standaarden. Dat is handig, want daarmee zorgen ze ervoor dat ze een divers aanbod van veel verschillende aanbieders op een heel toegankelijke manier kunnen aanbieden aan een grote groep gebruikers. Ze gebruiken eigen, technische standaarden, waar aanbieders zich aan moeten houden. Die standaarden bepalen vaak meer dan alleen de technische randvoorwaarden. De technische standaarden van een platform als Coursera zijn ook bepalend voor de didactische mogelijkheden die het platform biedt. De standaarden van een platform zijn gericht op het organiseren van gemak en flexibiliteit binnen het platform. De standaarden zijn gesloten, ze worden niet gebruikt voor uitwisseling met andere platforms. Platforms maken op hun beurt weer wel gebruik van de standaarden van de grote infrastructuren van de Big Five, bijvoorbeeld om Googlemaps te integreren, of inloggen via Facebook mogelijk te maken. Commerciële standaarden zijn een belangrijk onderdeel van het succes en de dominantie van platforms. Zij bepalen er hun voorwaarden mee. En gegevens kunnen door de specifieke standaarden niet gemakkelijk worden overgebracht naar een ander systeem. En daarom blijf je vaak liever zitten waar je zit. Met als gevolg een zogenaamde vendor lock-in. Je zit als het ware opgesloten in het systeem van één platform. En dat kan die de leverancier uitbuiten door bijvoorbeeld na enige tijd de prijs op te schroeven.

Open om niet 'lock-in' te komen

Open standaarden maken flexibiliteit buiten de eigen omgeving juist wel mogelijk. Ze zijn gericht op de uitwisselbaarheid met andere systemen. Open standaarden zijn gratis en worden door een onafhankelijke partij beheerd, die zorgt voor toegankelijke en transparante besluitvorming over de standaard. Dat zorgt er bijvoorbeeld voor dat je gemakkelijk van de ene leverancier naar de andere kunt switchen, bijvoorbeeld omdat een nieuwe leverancier een veel aantrekkelijker aanbod heeft. En het zorgt ervoor dat je toepassingen van verschillende leveranciers in samenhang kunt gebruiken. Daarvoor is onder andere nodig dat data gemakkelijk uit te wisselen zijn. Open standaarden zorgen ervoor dat die data wel uitgewisseld kunnen worden. Open standaarden bieden daarnaast ook veel meer mogelijkheden tot innovatie. In een open omgeving kunnen veel partijen bijdragen aan innovaties, in een gesloten omgeving van één marktpartij is dat onmogelijk.

Flexibel onderwijs is wat we willen

Platforms maken flexibilisering mogelijk binnen de context van een platform. Open standaarden maken een nog veel bredere flexibiliteit mogelijk. En flexibiliteit is precies wat het onderwijs wil organiseren voor studenten. Maar als het onderwijs niet snel zelf de flexibiliteit gaat bieden die studenten willen, is de kans groot dat platforms dat gaan organiseren, binnen de gesloten omgeving van het eigen platform. En dat is precies niet de flexibilisering waar we naar op zoek zijn. Het onderwijs wil juist een open leeromgeving bieden. Maar het gevaar dat platforms het overnemen is niet denkbeeldig. Kijk naar de hotelbranche, de taxibranche, de horeca. Om de waarden van het onderwijs te beschermen, is het noodzakelijk dat het onderwijs zelf het heft in handen neemt. En daarmee flexibiliteit gaan organiseren onder hun voorwaarden. En dat kan alleen als instellingen gaan samenwerken. Ze moeten afspraken maken over open standaarden. Het kiezen van open standaarden alleen is niet genoeg. Open standaarden moeten worden aangepast aan de specifieke context waarin ze worden gebruikt. Open standaarden hebben pas echte impact als alle betrokken partijen voor dezelfde open standaard kiezen. En moet er als sector de controle over houden dat de open standaarden ook echt gebruikt worden, ook door alle leveranciers van onderwijsapplicaties.

Open standaarden in het onderwijs

We hebben in het onderwijs een aantal succesvolle voorbeelden van de toepassing van open standaarden. Eduroam is er een, begonnen vanuit SURF en nu wereldwijd ingevoerd. Dankzij wereldwijde afspraken is eduroam er en hebben studenten en medewerkers wereldwijd veilige toegang tot draadloze netwerken bij alle onderwijsinstellingen. SURFconext zorgt ervoor dat de authenticatie en authorisatie van studenten en medewerkers verlopen via de onderwijsinstellingen en niet volgens de voorwaarden van leveranciers. Leveranciers moeten zich daarnaast ook houden aan afspraken over privacy en beveiliging van de sector. Met eduroam en SURFconext bieden we het gemak van diensten van leveranciers én houden we regie over privacy en veiligheid. De voordelen van het gebruik van open standaarden zijn evident. Kiezen voor gezamenlijke standaarden lijkt dus een no-brainer. In 1956 werd de standaard zeecontainer werd geïntroduceerd. Omdat alle zeecontainers dezelfde maat hebben, is transport van verschillende goederen over de hele wereld sterk vereenvoudigd en goedkoper gemaakt. De standaardmaat heeft juist voor flexibilisering van de inhoud gezorgd. Het transport van wijn, groenten, kleding, meubels of auto’s werd veel gemakkelijker. Alleen maar voordelen dus. Maar havens hadden misschien net grote investeringen gedaan in gloednieuwe kranen en containers met een heel ander formaat. Scheepvaartmaatschappijen hadden een nieuwe vloot vrachtschepen, niet geschikt voor deze containers. Komen tot een standaard is daarom vooral heel ingewikkeld. Omdat het van je vraagt om je huidige manier van werken te veranderen. En we zijn, ook in het onderwijs, heel erg gehecht aan onze eigen manier van werken. En ook instellingen doen op allerlei cruciale onderwerpen investeringen, niet in afstemming met elkaar. Dat zijn allemaal ingrediënten voor vertraging. Vertraging die we niet kunnen hebben.

Samen moeten we de norm stellen

Het is dus belangrijk dat de sector hoger onderwijs afspraken maakt. Maar wat me verontrust is dat er instellingen zijn die juist op het gebied van onderwijs helemaal geen gezamenlijke afspraken willen maken. Individuele universiteiten en hogescholen willen zich juist onderscheiden in hun onderwijs en willen concurreren op kwaliteit en studentenaantallen. Samenwerken of een gesprek over gezamenlijk gedeelde ambities in het onderwijs vinden ze daarom niet nodig, of zelfs onwenselijk. Ik ben ervan overtuigd dat het een misvatting is dat je door het maken van afspraken en samenwerking je onderscheidend vermogen zou verliezen. Ik ben het er wel helemaal mee eens dat je je als instelling op de inhoud van het onderwijs, en je didactische keuzen moet blijven onderscheiden.

Een zeecontainer voor het onderwijs

De gezamenlijke afspraken die onderwijsinstellingen moeten maken om flexibiliteit te bieden hebben niets te maken met de inhoud van het onderwijs. Vergelijk het maar met de zeecontainer. En dat kan ook gelden voor het onderwijs. De inhoud van het onderwijs hoef je niet te standaardiseren, maar je moet wel een aantal afspraken maken de manier waarop je onderwijs ondersteunt en organiseert om het voor studenten echt flexibel aan te kunnen bieden. Die afspraken zijn de containers, wat voor onderwijs je op welke manier aanbiedt maakt niet uit. Maar als je die afspraken niet maakt, komt er een platformleverancier die diensten biedt die zo aantrekkelijk, gebruikersvriendelijk en gratis zijn, dat studenten ze massaal gaan gebruiken. En dan is het te laat om je voorwaarden te stellen. En de kans dat dat gebeurt is levensgroot en reëel. Kijk maar naar andere sectoren van onze samenleving. Als je als sector niet zelf de digitale infrastructuur in handen hebt om de flexibiliteit te bieden waar studenten om vragen, dan gaat een andere partij dat voor je doen. En dan heb je niets meer te zeggen over de voorwaarden waaronder dat gebeurt. Het is dus heel belangrijk dat instellingen gaan samenscholen, om niet verslonden te worden door andere partijen.

Als niet hier, waar dan wel?

En als het Nederlands onderwijs geen eigen voorwaarden kan stellen, welke sector kan dat dan wel? De sector heeft een heel sterke uitgangspositie als het gaat om samenwerken. Er bestaat al een lange samenwerkingstraditie binnen de VSNU, de Vereniging Hogescholen en de MBO-raad, en natuurlijk binnen SURF. En die samenwerking heeft het onderwijs al heel veel opgeleverd, bijvoorbeeld een digitale infrastructuur van wereldklasse. Ook trekken alle sectoren samen op in de inkoop van software en content. Er zijn al een aantal belangrijke initiatieven om tot gezamenlijke afspraken te komen. In de Versnellingszone Flexibeler onderwijs onderzoeken 18 universiteiten en hogescholen in de praktijk welke barrières we moeten slechten voor flexibeler onderwijs. Er wordt gewerkt aan de Hoger Onderwijs Sector Architectuur, dat zijn afspraken over een architectuur voor informatievoorzieningen en ICT-voorzieningen. Samen met instellingen verkent SURF de mogelijkheden van één onderwijsidentiteit voor studenten, een eduID, om het gemakkelijker te maken voor studenten om bij verschillende instellingen onderwijs te volgen en de resultaten te delen. Zeventien universiteiten en hogescholen onderzoeken samen met SURF de mogelijkheden van microcredentialing en het uitgeven van badges, om kleinere onderwijseenheden te kunnen waarderen en certificeren.

Vijf voor twaalf

De sector is dus echt al uit de startblokken gekomen. Maar we zijn ook een polderland. Het koste tien jaar om Studielink te realiseren. Vooral omdat het heel veel tijd en inspanning kostte om iedereen ervan te overtuigen dat het de moeite waard was om op het gebied van studentinschrijvingen een deel van de eigen autonomie op te geven en een gezamenlijke standaard af te spreken. Instellingen hadden net grote investeringen gedaan of waren nog niet zeker van de noodzaak tot samenwerken. Maar we hebben geen tien jaar meer om tot gezamenlijke afspraken te maken. Want het is vijf voor twaalf. De opkomst van platforms gaat in een razend tempo. En er staat veel op het spel. Het gaat niet alleen om het realiseren van gemak voor studenten, het gaat ook om het beschermen van onderwijswaarden. En de partijen waar het onderwijs nu mee te maken heeft in de platformsamenleving zijn groter en machtiger dan de traditionele markt waar meer sprake was van concurrentie dan van marktdominantie. Marktpartijen staan al voor de deur, en staan soms al binnen. Het onderwijs staat dus voor een enorme opgave.

Snel komen tot afspraken

Ik zie een aantal gebieden waar haast geboden is om afspraken te maken, om te voorkomen dat dominante commerciële partijen eigen standaarden gaan gebruiken en daarmee onderwijsinstellingen buiten spel zetten.

1. De identiteit van de student

Platforms hebben graag de controle over de identiteit van gebruikers. Microsoft, Google, Apple, Facebook, ze hebben er allemaal interesse in. In het onderwijs is er alle aanleiding om iets veranderen aan de manier waarop studenten identificeerbaar zijn. Want op dit moment zit de digitale identiteit van een student opgesloten binnen de eigen instelling. En die identiteit bestaat maar tijdelijk, zolang de student is ingeschreven. Dat maakt de flexibilisering die we voorstaan een administratieve ramp. Voor commerciële partijen is het bijzonder aantrekkelijk om zo’n voorziening aan te bieden en daarmee een belangrijke sleutel voor flexibilisering van het onderwijs in handen te hebben. Het is een groot risico om voor de identiteiten van studenten afhankelijk te zijn van een commerciële partij. Omdat aan een studentidentiteit ook allerlei gegevens zijn gekoppeld, zoals studieresultaten, zou je daarover de controle verliezen.

 2. certificering en validering

Met de opkomst van microcredentialing begeven nieuwe partijen zich op het terrein van het certificeren van kleine onderwijsheden, bijvoorbeeld met het uitgeven van badges. Zo heeft Coursera grote ambities om een belangrijke rol te gaan spelen in microcredentialing. Als er commerciële marktleiders gaan komen die microcredentials uitgeven, is het een kwestie van tijd voor er aan de poten van diplomering wordt gezaagd, en daarmee ook aan een door de overheid geborgd systeem van accreditatie en kwaliteitscontrole. Het gevaar dreigt dat de onderwijsinstelling dan aan de zijlijn komt te staan. En microcredentials kunnen zo’n grote waarde op zich krijgen dat diploma’s er uiteindelijk misschien niet meer toe doen. Het is cruciaal dat het onderwijs zorgt dat het de betrouwbaarheid van badges en andere vormen van digitale (deel)certificaten garandeert en controleert om de kwaliteit van diploma’s te waarborgen. Alle reden dus om regie te voeren op microcredentialing en het uitgeven van badges.

 3. Studiedata

Er wordt op steeds grotere schaal gebruik gemaakt van studiedata. Leveranciers van onderwijsapplicaties, zoals leeromgevingen en toetssystemen, bieden in hun systemen de mogelijkheid om data te verzamelen en te analyseren. Maar zij bieden geen inzicht in wat er met de data gebeurt, en welke algoritmen gebruikt worden. Leveranciers analyseren de data uit hun eigen systemen, terwijl studiedata uit verschillende bronnen komen. Voor een zo compleet mogelijk beeld van studievoortgang is juist een geïntegreerd beeld over verschillende bronnen nodig. Commerciële partijen investeren niet uit zichzelf in interoperabiliteit.

 Positie bepalen is cruciaal

Op deze onderwerpen zou de sector heel snel positie moeten bepalen. Wat zijn de piketpalen van de sector? Wat wil de sector zelf in handen houden, waar moeten voorwaarden van de sector gelden waar de markt aan moet voldoen, en waar heeft de markt vrij spel? Het ontwikkelen van de open standaarden die nodig zijn om deze zaken vervolgens onder de voorwaarden van het onderwijs te organiseren zijn niet het grootste probleem. Wat er nodig is, is visie en leiderschap, en de bereidheid tot het opgeven van een deel van de eigen autonomie. Wat nodig is, is een gevoel van grote urgentie. Maar is dat voldoende aanwezig om een antwoord te geven op de opmars van platforms? En daarmee op een inbreuk op de publieke waarden die we willen beschermen. Samenscholen of verslonden worden. Wat gaat het worden? 

Samenscholen is belangrijk en essentieel om voldoende tegenkracht te bieden. Internationaal samenwerken in mijn ogen een must om daadwerkelijk een realistisch alternatief te bieden. De Apereo foundation (https://www.apereo.org) biedt mogelijkheden en aanknopingspunten om samen een open en transparant alternatief te bieden. Het gaat dan niet om software an sich maar juist een community van instellingen die vanuit gemeenschappelijke waarden samenwerken

Bijzonder boeiend verhaal. Heeft veel raakvlakken met een Knowledge Exchange publicatie, bv t.a.v. de allesverslindende platforms (in ons boek: ‘gravitational hubs’) en de noodzaak samen tegenwicht te bieden (‘collective action’). http://repository.jisc.ac.uk/7542/2/Open_Scholarship_and_the_need_for_collective_action_Oct_2019.pdf Groet, Bas

Ijzersterke keynote Christien! Voor wie er niet bij kon zijn, de keynote is ook nog te bekijken op: https://www.youtube.com/watch?v=ZUoHEYlEgGU

Renée Filius

Director of Education, Research and Student Affairs at the HU

4y

Goed verhaal, Christien!

To view or add a comment, sign in

Explore topics